“Patiënten profiteren ervan als hun vragen beter zijn afgestemd met het zorgaanbod. Het kan wachtlijsten verminderen en draagt bij aan een betere instroom van patiënten. De patiënt doorloopt straks een voorspelbaar en planbaar traject.”
Hogere kwaliteit en beter rendement dankzij integraal capaciteitsmanagement
Het is een van de ‘buzzwords’ van 2024: integraal capaciteitsmanagement, ofwel ICM. ICM draait om het continu matchen van vraag en aanbod. Daarmee zorgen ziekenhuizen dat ze met dezelfde mensen en middelen, meer patiënten kunnen helpen. Met een hogere kwaliteit en een hoger rendement tot gevolg.
Waarom is ICM zo belangrijk? Paul Berger, directeur Cure: “Als je erin slaagt om de vraag van patiënten en het zorgaanbod beter op elkaar af te stemmen, kun je als organisatie flexibeler inspelen op ontwikkelingen zoals wachtlijsten, de grilligheid van de instroom van patiënten en personeelstekorten. Het maakt ons slagvaardiger”, zegt Paul. Kim Aleven, bedrijfskundig manager vult aan: “Doe je dit niet, dan kom je in een situatie dat je brandjes moet blussen. Dat je artsen hebt zonder patiënten en patiënten zonder artsen. Dat kost geld. Omdat we steeds meer moeten doen met minder middelen, is dat reden om te kijken hoe we een slag kunnen maken naar een efficiëntere bedrijfsvoering.”
Processen standaardiseren
ICM is niet nieuw. Al in 2023 is in Kempenhaeghe een quickscan uitgevoerd om mogelijkheden tot verbetering te ontdekken. Paul Berger: “De voorwaarde voor ICM is dat je processen standaardiseert en middelen zoveel als mogelijk flexibel inzet. Binnen Kempenhaeghe hebben we altijd gewerkt met supergespecialiseerde teams. De beweging die we nu aan het maken zijn is een beweging naar grotere verpleegkundige teams, waarin onze specialismen uiteraard wel geborgd zijn.”
Integraal plannen
Kim Aleven beaamt dat ICM is de volgende stap is die Kempenhaeghe gaat zetten: “Onze patiënten hebben veel specialisten nodig. Tot op heden werden afspraken gemaakt via de secretariaten van die afzonderlijke specialisten. Dat kan efficiënter. We willen zorg veel meer integraal gaan plannen. We zien dat dit ook landelijk gebeurt.” Efficiëntie, standaardisatie en uniformiteit betekent ook tijdwinst. Dat is gunstig voor de patiënt. Die doorloopt straks een voorspelbaar en planbaar traject. Paul: “Je weet dan al op voorhand welke capaciteit je nodig hebt.”
Randvoorwaarden
2024 stond in het teken van het scheppen van de randvoorwaarden. Zo is er gekeken naar het terugbrengen van de variatie in processen en naar het optimaliseren van flexibiliteit in teams. Kim Aleven: “Een concrete invulling hiervan is het standaardiseren van werkprocessen op het poliklinieksecretariaat en het optimaliseren van de doorlooptijd van de diagnostische onderzoeken binnen het Academische Centrum voor Epileptologie. Zo krijgt de patiënt sneller de uitslag van het onderzoek.”
In de kliniek is gestart met het werken naar grotere verpleegkundige teams om daarmee flexibelere inzet over de gehele kliniek mogelijk te maken. Een tactische managementlaag is een andere voorwaarde voor succes. Paul Berger: “We hebben onze basis steeds beter op orde. In 2025 gaan we die tactische laag verder inregelen”.
Een goede balans
Paul Berger zegt trots te zijn op de manier waarop de medewerkers met de veranderingen in de organisatie zijn omgegaan. “We zijn gewend om ons naar de patiënt te richten. De medewerker wil alles uit de kast halen voor de patiënt en ‘de baas’ wil standaardiseren. Dat kan spanningen oproepen.” Kim Aleven vult aan: “We moeten met een bredere blik gaan kijken. Want wat je teveel doet voor de ene patiënt, kan ten koste gaan van een andere.” Kortom, bij goed ingevoerd integraal capaciteitsmanagement is er een goede balans tussen de belangen van de patiënt, de medewerker en de organisatie. ICM, mits goed uitgevoerd, draagt bovendien bij aan de in 2024 door Kempenhaeghe uitgezette Strategie2030.
*Onder ‘Cure’ vallen het Academische Centrum voor Epileptologie, het Centrum voor Slaapgeneeskunde en het Centrum voor Neurologische Leer- en ontwikkelingsstoornissen.

Verbreding en verdieping van Dravet-expertise
Kinderen met het syndroom van Dravet krijgen moeilijk behandelbare epileptische aanvallen en hebben veel zorg nodig. Om deze patiënten én hun ouders beter te kunnen ondersteunen ontwikkelde Kempenhaeghe in al in 2023 de Dravetpoli. De in Kempenhaeghe beschikbare expertise op het gebied van het syndroom van Dravet heeft bijgedragen aan de erkenning van Kempenhaeghe (samen met Maastricht UMC+) als Expertise Centrum voor Zeldzame Aandoeningen (ECZA). Ook in 2024 zette Kempenhaeghe zich in om de expertise op het gebied van Dravet verder te verdiepen en de bekendheid hierover te vergroten.
“Zorg en onderwijs zijn in Kempenhaeghe onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dankzij de bundeling van kennis en ervaring van Kempenhaeghe en De Berkenschutse krijgen kinderen met het syndroom van Dravet optimale zorg én onderwijs.”
Het syndroom van Dravet kenmerkt zich door moeilijk behandelbare epileptische aanvallen die al op zeer jonge leeftijd beginnen. Gaandeweg treden er meer problemen op bij de patiënt in de ontwikkeling, in het gedrag, in slaap of met voeding. In de tijd spelen telkens andere zorgvragen die steeds om een andere vorm van begeleiding vragen. Veelal is maatwerk nodig.
Carrousel in polikliniek
Tot 2023 werd een kind met het syndroom van Dravet jaarlijks vier tot vijf dagen klinisch opgenomen in Kempenhaeghe voor intensieve onderzoeken. Sinds de introductie van de Dravetpoli komen het kind en zijn ouders nu jaarlijks tot tweejaarlijks één ochtend naar de polikliniek waar het kind wordt gezien door zes verschillende, betrokken deskundigen. In de multidisciplinaire ‘carrousel’ kunnen kinderen van 0 tot 18 jaar met het syndroom van Dravet of Dravet-achtige syndromen terecht voor de opvolging van hun epilepsie en hun motorische, taal- en gedrags- en cognitieve ontwikkeling. Daarnaast is er aandacht voor de balans tussen draaglast en draagkracht voor het gezin.
Expertise beter zichtbaar
Aan de hand van een zogenoemde zorglijn wil Kempenhaeghe expertise over het syndroom van Dravet beter zichtbaar en herkenbaar maken. Het is de intentie dat de Dravet-zorglijn als voorbeeld gaat gelden voor de uitrol en presentatie van zorglijnen voor andere zeldzame epilepsieën zodat ook deze expertises meer voor het voetlicht komen. Dit zal een hernieuwing van een ECZA-erkenning voor Zeldzame Aandoeningen in 2027 ondersteunen.
Het initiatief van de Dravet-poli en de Dravet-zorglijn past goed in de Kempenhaeghe Strategie2030. Door verder te specialiseren in Dravet ontwikkelen we nog meer kennis over het onderwerp. De zorglijn draagt ook bij aan efficiënter werken, terwijl onderzoek en opvolging minder belastend zijn voor de patiënt en ouders.
Kennisleider en samenwerken
Kempenhaeghe heeft de ambitie om kennisleider te worden als het gaat om Dravet. Hierin past de participatie van het Academische Centrum voor Epileptologie in geneesmiddelenstudies en in de lopende onderzoekslijn ‘Brain-on-a chip’ met als doel medicatiekeuze precies toe te spitsen op de patiënt. Behalve dat dit minder belastend is, is dit efficiënter. Om een goed overzicht te krijgen van de huidige populatie en toekomstig wetenschappelijk onderzoek te ondersteunen, wordt ook een database opgesteld volgende de ERN-criteria. Het Academisch Centrum voor Epileptologie speelt door centralisatie van expertise over het GESF+/Dravet-spectrum een vooraanstaande rol in de zorg voor Dravet-patiënten. Hierin werkt Kempenhaeghe samen met de academische ziekenhuizen Maastricht UMC+ en Radboud UMC en ook de grotere regionale ziekenhuizen. Jonge kinderen met (vermoedens op) het syndroom van Dravet worden in de ziekenhuizen opgevangen met de eerste aanvallen. Voor een meer chronisch beleid verwijzen de ziekenhuizen het kind en zijn ouders naar Kempenhaeghe.
Sterke combinatie zorg en onderwijs
Verder zijn zorg en onderwijs in Kempenhaeghe onlosmakelijk met elkaar verbonden. Op school wordt gekeken hoe de individuele aanbevelingen vanuit de zorg kunnen worden omgezet naar een klassensituatie. Dankzij de bundeling van kennis en ervaring van Kempenhaeghe en De Berkenschutse krijgen kinderen met het syndroom van Dravet optimale zorg én onderwijs.

Meedenken over de toekomst
Sander (21) is de zoon van Lilian Bongers, ervaringsouder en voormalig bestuurslid van de Stichting Dravetsyndroom Nederland/Vlaanderen. Sinds zijn tiende jaar logeerde Sander regelmatig in Kempenhaeghe en sinds zijn negentiende jaar woont hij permanent in woonafdeling Appelvinkstraat in Sterksel. “Omdat we in Heeze wonen konden we lang thuis voor Sander blijven zorgen. De zorg van Kempenhaeghe was immers om de hoek. Maar je komt op een punt dat je aan jezelf moet gaan denken. Twintig jaar lang was de zorg rondom Sander veel bepalend binnen ons gezin. Maar wat gebeurt er als wij als ouders er niet meer zijn?” Onze jongste zoon zal uitvliegen en Sander verdient zijn eigen plek waar hij het naar zijn zin heeft en zich kan blijven ontwikkelen”, vertelt Lilian Bongers. Zij vond het lastig om de zorg uit handen te geven, maar heeft uiteindelijk toch geen spijt van de overstap. “Gezien de medische hulp die Sander nodig heeft, hebben we na lang wikken en wegen gekozen voor Kempenhaeghe. Daar kan de zorg worden geleverd die bij het syndroom van Dravet toch wel specifiek is. We gaan vaak naar Sander toe en proberen betrokken ouders te zijn. We hebben een goede relatie met de medewerkers. Sinds Sander in Kempenhaeghe woont kunnen we de zorg delen en blijven we nauw betrokken bij beslissingen.”
Lilian Bongers pleit voor een Dravetpoli voor volwassenen. “De huidige Dravetpoli van Kempenhaeghe is heel goed georganiseerd. Maar met het volwassen worden, kan een patiënt niet meer in die poli terecht. In plaats van combi-afspraken in de carrousel moet je als ouder zelf weer alles oppakken terwijl de zorg voor een volwassene met het syndroom van Dravet zeker niet minder wordt. Hoe mooi zou het zijn als de Dravetpoli doorgetrokken zou kunnen worden naar de volwassen patiënten!”

