Klinisch redeneren centraal bij ‘Klinische koffie’

Klinisch redeneren is belangrijk voor het kunnen verlenen van goede zorg. Een belangrijk punt dat we hierin binnen het Centrum voor Epilepsiewoonzorg wilden verbeteren, is de uitwisseling van informatie tussen artsen en verpleegkundig specialisten en de praktijk. Bij klinisch redeneren is kennis nodig van klinische onderwerpen die spelen bij onze bewoners. Begeleiders kunnen zo beter leren begrijpen waarom afwegingen worden gemaakt in de behandeling van een bewoner en helpen met het geven van de juiste input voor een consult. Persoonlijk begeleiders, woonbegeleiders, medewerkers van het Gezondheidscentrum en apothekers worden daarom sinds 2023 periodiek uitgenodigd voor ‘klinische koffies’: Bijeenkomsten waar het vergroten van klinisch redeneren op een breed scala aan onderwerpen centraal staat. Onder het genot van koffie (of thee) en een lekker stukje taart.

Verpleegkundig specialist epilepsie Paul van Meijl en lecturer practioner Inge Smits zijn de organisatoren van dit initiatief. “Het begon met een onderzoek dat ik deed met betrokken artsen en verpleegkundigen naar de consultvoering”, vertelt Paul. “Daaruit bleek dat er bij overdrachten niet altijd dezelfde taal wordt gesproken of dat er van onderwerpen niet altijd voldoende kennis is. Dat willen we graag verbeteren zodat ook de zorg beter wordt.”

Samen leren

Inge vervolgt: “Tijdens een klinische koffie wordt er in 45 minuten een klinisch onderwerp besproken dat past bij de bewonerspopulatie van het Centrum voor Epilepsiewoonzorg. Interne experts zoals verpleegkundig specialisten gaan vanuit praktijkervaringen in gesprek en dragen zo aan medewerkers laagdrempelig kennis over, over wat er belangrijk is om de zorg zo goed mogelijk af te stemmen op de zorgvraag. Het vergroten van klinische kennis bij medewerkers zorgt er ook voor dat ze beter begrijpen waarom behandeltrajecten of voorschrijvingen er zijn.”

Blijven verbeteren

“We evalueren de bijeenkomsten na iedere keer”, vertelt Paul. “Wat ging er goed, wat mag meer, wat mag minder. Het is een initiatief waarmee we vorig jaar zijn gestart dus we werken ook aan het bekendmaken van deze bijeenkomsten en het uitleggen van het belang ervan. Dat doen we onder meer door de klinische koffie te pitchen bij de Verpleegkundige AdviesRaad van Kempenhaeghe of door onderwerpen die leven of belangrijk zijn, op te halen uit de praktijk, bij deelnemers, artsen en verpleegkundigen. We hopen dat er zo nog meer animo voor deze bijeenkomsten komt.”

Ontwikkelen

“De komende tijd blijven we de bijeenkomsten ontwikkelen”, legt Inge uit. “De bijeenkomsten zijn vooral fysiek maar we willen de lessen ook hybride aan kunnen bieden zodat ze voor meer medewerkers toegankelijk zijn en blijven. Ook willen we dat activiteitenbegeleiders aan kunnen sluiten bij onderwerpen die voor hen van belang zijn. Ze zien onze bewoners een groot gedeelte van de dag en kennis van basale onderwerpen is dan noodzakelijk. Zo maken we samen de zorg beter”, zegt Inge tot besluit.

Onderwerpen

Wat voor onderwerpen worden er tijdens een klinische koffie behandeld? Het gaat dan om basale en om specialistische onderwerpen. Zoals diabetes, slikproblemen, (bloeddruk-)metingen, mondzorg.

Valpoli verbetert de zorg: Niet-epilepsiegebonden vallen in beeld

“Als iemand vaak valt, dan kan dat aanleiding zijn voor een interventie. Het is in zo’n geval belangrijk om de oorzaak goed in beeld te hebben. Bij cliënten met epilepsie is dat extra uitdagend”, vertelt arts voor verstandelijk gehandicapten dr. Francesca Snoeijen.

“We zijn als centrum gespecialiseerd in epilepsiewoonzorg vallen wel gewend”, zegt Francesca. “Maar vallen kan, behalve door een epileptische aanval, ook andere oorzaken hebben. Misschien is er sprake van verminderd zicht of zorgt gewijzigde medicatie ervoor dat iemand vaker valt. Onze cliënten geven een reden niet altijd uit zichzelf aan en door hun bewegingsvrijheid ziet de begeleiding ook niet altijd waarom of waardoor iemand viel.”

Valpoli

“Met ervaringen vanuit een pilot niet-epilepsiegebonden vallen hebben we gewerkt aan het inzetten van een ‘Valpoli niet-epilepsiegebonden vallen’. Met deze valpoli willen we meer zicht krijgen op dit soort valincidenten en deze waar mogelijk verminderen. Dat is nog best uitdagend omdat alle bestaande valpoli’s in eerste instantie gericht zijn op het constateren van epilepsie als oorzaak van vallen. Als Centrum voor Epilepsiewoonzorg hebben we daarom een eigen aanpak moeten ontwikkelen. Als een cliënt valt, wordt dit gemeld in een VIM (Veilig Incidenten Melden)-melding. VIM-meldingen worden gesplitst naar vallen door epilepsie, vallen door niet-epilepsie en vallen door een onbekende oorzaak. Als we in de VIM-data duiken betreffende de oorzaak kan worden vermeld dat in 639 gevallen sprake is van vallen ten gevolge van een epileptische aanval (35,2%). Daarnaast was verminderde mobiliteit bij 395 meldingen (21,7%) als oorzaak van de val aangemerkt. Als blijkt dat een cliënt vaker valt en dat epilepsie niet de oorzaak is van het vallen, kijken we daarnaar met verschillende disciplines”, legt Francesca uit.

Achterhalen

“Een uitdagende vraag is steeds: Hoe kom je erachter waardoor iemand valt? Ziet iemand slechter en struikelt hij daardoor? Of is het een motorisch probleem? Bij niet-epilepsiegebonden vallen is dat belangrijk voor de vervolgvraag: Hoe kunnen we voorkomen dat iemand valt? We geven graag de best mogelijke zorg die zo veilig mogelijk is. Natuurlijk kunnen we wel manieren bedenken waardoor niemand meer zou kunnen vallen maar de vraag is of dat altijd wenselijk is”, licht Francesca toe. “Wel of niet vallen heeft ook te maken met risico-afweging. Als iemand vaak struikelt, dan is een rolstoel een snelle manier om dat te voorkomen maar daarmee beperken we een bewoner ook in zijn of haar bewegingsvrijheid. Dat willen we natuurlijk niet en misschien zou een andere oplossing wel veel beter zijn.”

Samen op zoek

“Vanuit de valpoli ontvangt de zorg na evaluatie van de eerste signalen een screeningsformulier waarmee we de zoektocht naar de oorzaak starten. In een multidisciplinair overleg (MDO) waarbij ook de regiebehandelaar van de cliënt betrokken is, bespreken we deze ingevulde formulieren en kijken we naar wat er eventueel aan de hand zou kunnen zijn. Naast een arts VG en de regiebehandelaar zijn in het MDO de cliënt, de persoonlijk begeleider en medische en paramedische professionals betrokken. Vanuit dat overleg volgt er een terugkoppeling naar de woning van de cliënt met mogelijke oplossingen en monitoren we of er verbeteringen zijn in niet-epilepsiegebonden valincidenten. De komende jaren willen we ons daarin meer en meer ontwikkelen”, zegt Francesca tot besluit.